Tijd voor een progressievere Taalstaat

Opdracht van Bas: Luister naar een aflevering van de Taalstaat op Radio 1.

Ik ben een groot liefhebber van taal. Ik schrijf veel, ik lees veel, ik houd van de Franse taal en geniet erg van Vlaamse dialecten. Ik heb zelfs het mooiste woord uit de Nederlandse taal,  ‘desondanks’, op mijn arm getatoeëerd. Toch had ik nog nooit van De Taalstaat gehoord tot Bas me erop wees. Een radioprogramma over taal, dat moet wel wat voor mij zijn! 

Ik luister naar de aflevering van zaterdag 13 februari 2021.

Ik moet toegeven, ik keek er een beetje tegenop. Ik luister al een jaar of zes geen radio meer. Ik vind het medium niet meer spannend, de meeste dj´s dodelijk saai, of in het geval van 538/Q-Music/Slam!/3FM zelfs ongelooflijk irritant en vind ik de meeste gesprekken neigen naar het infantiele. De enige zenders die ik nog een beetje kan hebben is Radio 1, 2 en StuBru in de avond en nacht. Radio 1 vind ik eigenlijk best oubollig. Maar goed, Frits Spits presenteert en dat is een man om te respecteren in zijn vak. 

Het is even schrikken als ik hoor hoeveel ze in twee uur willen proppen: een stuk of zes mensen komen voorbij en dan zijn er ook nog eens nummers tussendoor (in het Nederlands, natuurlijk). Frits Spits neemt me twee uur mee langs mensen die zich in Nederland inzetten voor taal en biedt hen een podium en gaat ook nog eens met ze in gesprek over wat taal met hen doet. Een feest der herkenning! Het meest interesseert me het verhaal aan het begin van het eerste uur en ik zal daar dan ook het meest aandacht aan besteden omdat een aantal dingen me opvielen.

Het onderwerp: poëzie is springlevend onder jongeren.

Taal is overal. In je gesprekken, in je lichaam, in je houding, in je boeken, in de belediging van de fietser die je bijna aanreed, de middelvinger die erna kwam. Het is overal. En dat is supermooi! De Taalstaat ging in gesprek met Kila van der Starre over haar proefschrift ‘Poëzie buiten het boek’. Er is steeds meer oog voor poëzie dat niet in een boek staat. Het aantal Instagram-poëeten wordt steeds groter. Poëzie komt steeds meer voor op gebouwen, in openbare ruimten en andere soorten media. Als kunst- en taalliefhebber kan ik dit enkel toejuichen. 

Frits Spits is sceptisch, er is “heel veel aandacht voor poëzie, maar de boeken zijn niet aan de straatstenen kwijt te raken.” Later in het gesprek benoemt hij nog een paar keer dat de boeken niet gelezen worden. Dit stuit mij tegen het borst. Kijk, ik lees zelf graag ook een dichtbundel (Lieke Marsman heeft in haar boek ‘Het tegenovergestelde van een mens’ een aantal schitterende stukken staan, maar dat terzijde), maar wat is er mis met een Instagrampoëet als Eventjeseefje? Wat is er mis met teksten op gebouwen? Ik geloof niet dat Frits Spits er iets tegen heeft maar hij geeft me wel het idee dat poëzie pas valide is als het in een boek staat. 

Houd je als Taalstaat zijnde dan niet de kunst tegen? Is het niet iets ongelooflijk moois dat we huidige technologie gebruiken om kunst met elkaar te delen? Hiermee biedt je ruimte om kunst te laten groeien tot iets nieuws. Een boek koop je bewust, op je scherm kom je het onbewust tegen in iemands stories, in Rotterdam kom ik het tegen op gebouwen als ik het niet verwacht en in film en zelfs games kom je het ook steeds vaker tegen. Taal evolueert ook buiten het boek zoals Kila van der Starre ontdekte in haar proefschrift. 

Het zou de Taalstaat sieren als er wordt afgestapt van het idee dat enkel boeken ertoe doen, maar dat de taal zich niet kan en mag laten beperken tot één vorm van kunst. Je moet én zal mee gaan met de tijd en conservatisme links laten liggen.

Dennis de Waard – februari 2021

Plaats een reactie